Presb. Luik, A.L. -- (1443-1453) Den Bosch Meester of heer Jan vanden Velde was een natuurlijke zoon van heer Goyart vanden Velde die vermoedelijk afkomstig was uit Son. De familie Vanden Velde nam in de veertiende en vijftiende eeuw een belangrijke positie in te Son en het aangrenzende St.Oedenrode. In deze laatste plaats hadden onder meer in 1335, 1367 en 1417 Vanden Velde’s zitting in de schepenbank. Heer Goyart wordt van 1418 tot 1428 vermeld als landdeken van Woensel en resideerde in 1427 als pastoor te Nederwetten. Later verhuisde hij naar Den Bosch waar hij vanaf 1430 genoemd wordt als kanunnik van de St.Jan. Ondertussen behield hij tot zijn dood het rectoraat van Nederwetten en werd hij tevens gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap. Heer Goyart overleed op 16 augustus 1435 en werd begraven in de St.Jan, vóór het H.Geestaltaar en achter het St.Judocusaltaar. Heer Goyart was de stamvader van een bijzonder religieuze familie. Hij had minstens negen natuurlijke zoons, waarvan er vijf priester waren. De namen van deze zoons zijn: Heer Bartholomeeus, meester Aert, meester Goyart, Dirck, Ghijsbrecht, Gielis, Anthonis, meester Eymeric en meester Jan. De eerste twee waren in ieder geval verwekt bij Lysbeth Gieliss Schoenmeker van Breugel. 1) Heer Bartholomeeus of Meeus was in 1436 absent rector van het altaar van St.Andreas en de andere Apostelen in de kerk op het Groot Begijnhof van Den Bosch. In 1436 ruilde hij dit beneficie met zijn broer meester Eymeric tegen het rectoraat van de kerk van Zeelst dat hij tot 1464 behield. Tussen 1436 en 1442 was hij waarnemend pastoor van Son waar hij van 1436 tot 1441 ook het nieuwe O.L.V.-altaar bediende. Dit altaar was van 1418 tot 1438 in het bezit van een zekere heer Eymeric vanden Velde - niet zijn broer meester Eymeric - en in 1441 van een zekere heer Thomas vanden Velde. Deze deed er toen afstand van ten behoeve van heer Bartholomeeus die in 1441 en 1442 als rector van het nieuwe O.L.V.-altaar wordt genoemd. Van 1443 tot 1445 bediende hij namens zijn broer meester Eymeric de St.Severinuskapel in Blaarthem, terwijl hij in dezelfde periode ook de kerk van het aangrenzende Meerveldhoven bediende. In 1438 en 1445 bediende hij ten slotte ook zelf de kerk van Zeelst. Als rector van deze plaats moest hij in 1444 een boete betalen wegens de ontmaagding van zijn parochiane Wendela, bediende van Jan Roever. Na deze drukke periode verhuisde hij naar Den Bosch waar hij in 1461 als beneficiant van de St.Jan wordt genoemd. Vermoedelijk overleed heer Bartholomeeus in 1464. Zijn broer meester Aert nam al in 1437 het beneficie van het St.Andreasaltaar in de Begijnenkerk van Den Bosch over dat heer Bartholomeeus het jaar daarvoor met zijn andere broer meester Eymeric had geruild tegen het rectoraat van Zeelst. Hij behield het altaar nog minstens tot 1445. Van 1437 tot 1453 wordt meester Aert tevens genoemd als rector scolarum van Den Bosch. Op 20 mei 1454 volgde hij een zekere heer Ghijsbrecht Ghijsbrechts vanden Velde op als kanunnik van de St.Jan en in 1456 wordt hij tevens "schrijver" (rentmeester) van het kapittel genoemd. Op 10 maart 1455 kocht hij een huis met erf, tuin en hofstad aan de Papenhuls bij het St.Janskerkhof, alsmede een voor- en achterhuis aan de Choorstraat, welke goederen kort daarvoor nog hadden toebehoord aan heer Willem Voet (zie nr.408). Meester Aert overleed op 15 september 1456 als gezworen broeder van de O.L.V.-broederschap en werd in de St.Jan begraven bij het altaar van St.Jan Baptist. Volgens Kievits lag het graf op de plaats waar in zijn tijd het "Het Laatste Oordeel" hing. 2)
Meester Goyart of Goert, natuurlijke zoon van heer Goyart vanden Velde, komt vanaf 1437 in de bronnen voor. Van 1441 tot 1445 wordt hij genoemd als absent rector van het oude O.L.V.-altaar in de kerk van Son. Hij werd in 1443 kanunnik van de St.Jan en behield zijn prebende 57 jaar lang. Meester Goyart, wiens huis in de Peperstraat stond, overleed op 13 januari 1501 en werd bij het H.Kruisaltaar in de St.Jan begraven. Als zijn executeurstestamentair worden op 19 februari 1501 genoemd meester Ghijsbrecht die Bie, deken van de St.Jan, en meester Alart Baliart, deken van de Boxtelse St.Petrus. Een andere heer Goyart vanden Velde was tot aan zijn dood in 1485 rector van het altaar van het H.Sacrament en St.Anthonius in Son. Meester Goyarts broers Dirck, Ghijsbrecht, Gielis en Anthonis waren alle vier getrouwd en worden omstreeks 1450 in het Bosch’ protocol vermeld. Dirck vanden Velde was getrouwd met Mariken, dochter van een zekere Aleyt en van Lucas, natuurlijke zoon van heer Lonys van Rysingen, rector van de kerk van Kessel (zie nr.330). Ghijsbrecht werd ook wel Ghijsbrecht Boertken vanden Velde genoemd. Vermoedelijk was Boertken de achternaam van zijn moeder. Hij was getrouwd met Lysbeth bij wie hij een zoon Goyart had. Gielis was getrouwd met Aleyt Gerlicx die Rover en had bij haar twee dochters: Margriet en Lysbeth. De laatste was getrouwd met Gerit Gerits Mol. Anthonis ten slotte was getrouwd met Margriet, natuurlijke dochter van de priester heer Dirck van Geldrop, zoon van Goyart van Geldrop die weer een zoon was van Philips van Eycke. 3)
Hun broer meester Eymeric vanden Velde of Heymericus de Campo zou in 1395 geboren zijn en was onder meer absent rector van de St.Severinuskapel in Blaarthem (1418-1459) en van de kerken van Zeelst (1421-1438) en Rosmalen (1445-1451). Na de incorporatie van de laatste kerk bij het St.Janskapittel in 1451 kreeg hij van het kapittel een jaarlijkse rente van 200 Bourgondische schilden. In oktober 1453 werd hij als opvolger van zijn broer meester Jan ontvangen als kanunnik van de St.Jan, maar in 1457 deed hij al weer afstand van zijn kanonikaat ten behoeve van meester Jan Ghysels (nr.143). Meester Eymeric resideerde in geen van de bovengenoemde plaatsen. Van 1418 tot 1421 studeerde hij te Parijs. Als meester in de DUWHV vertrok hij vervolgens naar Keulen waar hij van 1422 tot 1435 theologie studeerde en onderwees. In 1432 werd hij tot rector van de Keulse universiteit gekozen en van 1432 tot 1435 vertegenwoordigde hij deze instelling ook op het Concilie van Bazel waar hij een belangrijke rol speelde. Met name aan zijn denkbeelden over de verhouding tussen Concilie en paus en de bestrijding van de Hussieten werd grote waarde gehecht. In 1435 vertrok hij vanuit Keulen als doctor theologie - samen met zijn familiaris Egidius de Campo - naar Leuven waar hij tot 1460 aan de theologische faculteit onderwees. Hij verwierf grote vermaardheid door onder meer een werkje getiteld "Dialogus Heimerici de Campo cum Godefrido de Campo". Meester Eymeric vanden Velde overleed op 11 augustus 1460 te Leuven. Twee aan hem verwante naamgenoten waren dominus Heymericus de Campo, die al in 1380 te Veghel genoemd wordt als priester, en dominus Heymericus de Campo, die onder meer officialis foraneus was in het dekenaat Woensel en tevens vicaris van Schijndel van 1414 tot zijn dood in december 1440 of 1441. 4)
De notaris meester Jan vanden Velde bekleedde aanvankelijk administratieve ambten te Luik en Rome. In deze laatste plaats stond hij als Johannes de Campo, scriptor in registro supplicacionum ingeschreven bij de broederschap van Maria dell’Anima. Later wordt hij ook litterarum apostolicarum abbriviator genoemd. Hij had onder meer inkomsten uit het rectoraat van de kerken van Etten (1426-1453) en Ekeren (vanaf 1428) en uit een prebende van het kapittel te St.Oedenrode. In mei 1437 deed de Bossche kanunnik dominus Wilhelmus Rubi ten bate van hem afstand van zijn kanonikaat dat in 1435 was vrijgekomen door de dood van heer Goyart vanden Velde, meester Jans vader. Meester Jan resideerde van 1437 tot zijn dood in 1453 in Den Bosch. Zijn woonhuis stond in de Hinthamerstraat, tegenover de St.Jan. Ook buiten Den Bosch trad meester Jan wel op als vertegenwoordiger van het kapittel. Zo was hij op 7 augustus 1441 samen met zijn mede-kanunnik heer Everart van Eyndoven te Brussel getuige van de incorporatie bij het St.Janskapittel van de kerken van Heeze en Dinther, en op 13 mei 1450 was hij samen met meester Peter Crom, deken van de St.Jan, te Luik aanwezig bij een arbitrale uitspraak in een geschil tussen de executeurs-testamentair van Peter Gorter enerzijds en de kloosters van Mariënwater te Rosmalen en St.Geertrui in Den Bosch anderzijds. De beide kloosters hadden meester Peter en meester Jan in deze zaak tot procureurs benoemd. 5)
In 1441 en 1453 wordt meester Jan verder genoemd als officialis foraneus van de aartsdiaken van Kempenland voor het dekenaat Cuijk. Zijn banden met de Luikse administratie komen ook duidelijk tot uiting in diverse familieaangelegenheden. Zo droeg dominus Johannes de Campo in 1441 als gevolmachtigde van dominus Wilhelmus de Campo, rector van de kerk van Son, zijn broer dominus Bartholomeus de Campo aan de aartsdiaken voor als rector van het nieuwe O.L.V.-altaar in Son dat was vrijgekomen door de resignatie van dominus Thomas de Campo. Op 14 juni van hetzelfde jaar betaalde hij te Luik namens dominus Thomas de Campo een geldsom die deze verschuldigd was omdat hij sinds de dood van dominus Eymericus de Campo, vicaris van Schijndel, de kerk van Schijndel had bediend. Het is ook in een familieaangelegenheid dat meester Jan vanden Velde als notaris wordt vermeld. Op 20 juli 1443 werd Johannes de Campo, kanunnik van de St.Jan, priester en openbaar notaris, door de bisschop van Luik gemachtigd om naar het huis van wijlen Dirc vander Stegen van Sevenum te gaan en daar een inventaris op te maken van diens bezittingen. Dirc vander Stegen, die tijdens zijn leven klerk was geweest van de Bossche Tafel van de H.Geest, had in zijn testament melding gemaakt van een schuld die een zekere Anthonius de Campo (meester Jans broer Anthonis) bij hem zou hebben uitstaan, hetgeen door deze werd ontkend. Meester Jan doorzocht alle papieren van Dirc maar kon geen schuldbekentenis vinden. Omdat Dirc in zijn testament had bepaald dat Anthonis zijn schuld zou kunnen lossen door een bepaalde erfpacht over te dragen aan de Tafel van de H.Geest, maar deze schuld blijkbaar niet bestond, werd de Tafel van de H.Geest nu schadeloos gesteld door de overdracht van een aantal goederen uit Dircs erfenis. Ter uitvoering van hetzelfde testament droeg meester Jan als officialis foraneus ook een akte betreffende een erfcijns over aan deken, kapittel en beneficianten van de St.Jan. 6)
Op 4 oktober 1453 maakte heer Jan ten overstaan van de kapittelnotaris heer Jan Amelrijcx (nr.5) in zijn woonhuis in de Hinthamerstraat zijn testament. Als getuigen figureerden onder meer heer Zebrecht van Hokelem (nr.183), heer Bartholomeeus Crom (nr.228) en meester Aert vanden Velde, rector scolarum en broer van de testateur. Van het testament is slechts een uittreksel bewaard waarin onder meer een erfcijns van 2½ pond uit het kasteel van Den Bosch, gelegen achter de St.Anthoniuskapel, wordt vermaakt aan de kerkfabriek van de St.Jan. Meester Jan stichtte een kapelanie ter ere van St.Jan Baptist in de St.Jan en liet daartoe onder meer de helft van zijn hoeve in de Hinthamerstraat na. Heer Ghijsbrecht vander Poerten (vgl. nr.322) was in 1468 rector van deze kapelanie. Volgens Kievits stichtte meester Jan in 1453 ook een beneficie ter ere van St.Oda aan het altaar van de H.Geest in de St.Jan. Hij overleed op 6 oktober 1453 en werd vóór het H.Geestaltaar begraven. Een naam- en tijdgenoot, dominus Johannes Ghysberti de Velde uit Culemborg, was van 1410 tot 1455 rector van de kerk van Sambeek en overleed daar op 6 april 1455 nadat hij op 7 maart zijn testament had gemaakt. Een dominus Johannes de Campo werd omstreeks 1485 kanunnik van de Bossche St.Jan maar overleed nog voor hij bezit kon nemen van zijn prebende. Deze laatste zal een verwant van meester Jan zijn geweest, net als talloze andere priesters uit het "pastoorsgeslacht" De Campo die in de vijftiende en zestiende eeuw beneficies bezaten in de Meierij. Eén van hen, Guilielmus de Campo, noemt zich onder een testament uit 1531 "notarius appostolicus et vicecuratus de Boextel." Een andere, heer Frans vanden Velde uit Son, was van 1561 tot 1570 onder de naam Franciscus Sonnius de eerste bisschop van Den Bosch. 7)
|
Noten | |
1. | Van Rooij, Het oud-archief, II 10 nr.18, 27 nr.84, 129 nr.475; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 149, 220; Schutjes, Geschiedenis, III 7, IV 238; Bijsterveld, Laverend, II 708 nr.3491; GAH, RA 1197, fo.52v (1425/26), RA 1200, fo.101v, fo.105r (1429/30), RA 1208, fo.174v, fo.298r, fo.361v (1437/38), RA 1209, fo.274v (1438/39), RA 1210, fo.348v (9 aug.1440), RA 1214, fo.141v (1444), RA 1215, fo.262r, fo.265r (1444/45), RA 1217, fo.435r (1446/47), RA 1218, fo.362r (1447/48), RA 1220, fo.182v (1450), RA 1222, fo.134r (1451/52), RA 1231, fo.145r (1461), RA 1238, fo.163r (1468/69), RA 1244, fo.325r (1475). |
2. | Heer Bartholomeeus: Bijsterveld, Laverend, II 706 nr.3448 (hij zou volgens Bijsterveld ook de graad van meester hebben gehad); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 87, 151, 209, 230-231, 245-246 (omstreeks 1438 was heer Jan Sperre korte tijd waarnemend pastoor van Son), II 60; Schutjes, Geschiedenis, V 1002; Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 42 nr.404; Meester Aert: Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 87-88, vgl. 89; AAB II, hs. Kievits, p.16; Schutjes, Geschiedenis, IV 224 (hij volgde echter niet meester Jan op als kanunnik); Bijlage II 5.13, 5.161.1; GAH, RA 1209, fo.274v (1438/39), RA 1222, fo.134r (1451/52), RA 1225, fo.258r (1454/55), fo.377r-v (10 mrt.1455), RA 1226, fo.562v (24 aug.1456: dominus Arnoldus de Campo, scriptor pro tempore dominorum decani et capituli ecclesie Sancti Johannis); OLVB 52, band 3, fo.201r (1445/46: gezworen broeder en zaakwaarnemer); OLVB 49, fo.31r; Hezenmans, "Anniversarium", 136; Zie over het mechanisme uit 1513 geheten "Het Laatste Oordeel" of "Het Oordeelspel": Hermans, Geschiedkundig Mengelwerk, I 41; Mosmans, De St.Janskerk, 396-399; Lehr, "Het oordeelspel", 403-410; Le Blanc, "De beschilderde vleugels", 411-414. Vóór 1513 hing op dezelfde plaats een dergelijk mechanisme, "oralogium" genoemd. |
3. | Meester Goyart: GAH, RA 1208, fo.174v, fo.361v (1437/38), RA 1239, fo.8r (1469), RA 1255, fo.215v (2 febr.1486), RA 1266, fo.126v (1497), fo.144r (1498), RA 1268, fo.37r (4 mrt.1500); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 245, 246; AAB II, hs. Kievits, p.21; Schutjes, Geschiedenis, IV 240; Van Sasse van Ysselt, De voorname huizen, II 436; Hezenmans, "Anniversarium", 133-138; Bijlage II 182.3; Dirck: GAH, RA 1217, fo.30v (1446/47); Ghijsbrecht: GAH, RA 1220, fo.182v (15 jan.1450), RA 1225, fo.258r (1454/55), RA 1231, fo.61v (1460/61); Gielis: GAH, RA 1210, fo.342r-v (19 okt.1440), RA 1237, fo.176r (1467/68); Anthonis: GAH, RA 1200, fo.101v, fo.105r (1429/30), RA 1207, fo.280v (8 febr.1437), RA 1215, fo.178v (1444/45). |
4. | AAB II, hs. Kievits, p.18, p.26; Schutjes, Geschiedenis, IV 242; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 87-88, 99, 151-152, 230; Bijsterveld, Laverend, 182-183, 313-314, II 663 nr.2711; Kaluza, "Dialogus", 273-289; Van der Meeren, "Heymericus de Campo", 38-40; Bijlage II 300.3 (25 jan.1380); Zie voor de laatste heer Eymeric o.a.: Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 174, 236, 237, 245, II xxii, 43, 53, 100; Schutjes, Geschiedenis, V 639-640; Bijsterveld, Laverend, I 408 nr.3591; Bijlage II 14.24, 367.1. |
5. | Jaenig, Liber confraternitatis, 95; Arnold, Repertorium Germanicum, nrs. 1311, 1525, 1812, 1830; Göller e.a., Repertorium Germanicum, VI 221 nr.2116, 303-304 nr.2940, VII 168-169 nr.1497; Juten, Consilium, 86, 88, 89; Bijsterveld, Laverend, II 479 nr.464; Bijlage II 5.8, 5.13, 14.35; AAB II, hs. Kievits, p.16, p.18; Schutjes, Geschiedenis, IV 236, 239; ABH, MA 38 (7 aug.1441); GAH, RA 1210, fo.342r-v (1439/40), RA 1216, fo.102r, fo.295r, fo.354v (1446), RA 1217, fo.431v (24 okt.1446), fo.435r (1446/47), RA 1223, fo.71v (1453), RA 1224, fo.27r (1454), RA 1237, fo.227r (26 jan.1468); Vgl.: Oosterbosch, "Het openbare notariaat in Hasselt", 263, 271 nr.24 (Johannes vanden Velde of de Campo, presb. Luik, I., notaris te Kortessem op 21 juli 1421); Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 148-149 (dominus Willelmus Rubi (1438-1445) en dominus Thomas de Campo, studens Lovanii in theologia (1460), beneficianten te Beek bij Aarle). |
6. | Schutjes, Geschiedenis, III 9; Bijlage II 5.13; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 236-237, 245-246, vgl. 85; GAH, THG 1609 (10 aug.1419) in dorso, THG 2071 (20 juli 1443); GAH, Coll.ZK 40 (regest 3) (20 juli 1443). |
7. | Bijlage II 5.13; APB, St.Jan II, cijnsregister van 1503, p.242; AAB II, hs. Kievits, p.18, zie ook p.13, p.14, p.23; GAH, RA 1237, fo.227r (26 jan.1468); Schutjes, Geschiedenis, IV 239; Hezenmans, "Anniversarium", 137; Heer Jan Ghijsbrechts vanden Velde: Bijsterveld, Laverend, II 665 nr.2731; Bannenberg e.a., De oude dekenaten, I 105, 106; Van den Brand, Sambeek, 42-46; "Pastoorsgeslacht": Bijsterveld, Laverend, 116-117, II 760-761 (index). Zie ook notaris nr.227. Zie voor Guilielmus de Campo: APB, St.Jan I, akte d.d. 26 apr.1531; Schutjes, Geschiedenis, III 347; Dorenbosch, De Boxtelse St.Petrus, II 25; Bijsterveld, Laverend, I 166 nr.287. |
Lucas G.C.M. van Dijck, Van vroomheid naar vriendschap (2012) 189
A.M. Frenken en J.W.M. Peijnenburg, 'De Bossche Cantorie' in: Van Blauwe Stoep tot Citadel (1988) 152
Geertrui Van Synghel, De stedelijke secretarie van 's-Hertogenbosch tot ca. 1450 (2007) 166